Het is een duistere nacht met een volle maan als een harig beest langzaam zijn vacht begint te verliezen. Zijn klauwen trekken zich terug en al snel veranderen de poten van het beest in voeten en handen. De eerst zo lange snuit van het beest verandert terug in een mensenneus. De staart, die eerst achter het beest rond wapperde, krimpt en krimpt tot het uiteindelijk verdwijnt. De gevaarlijke scherpe tanden van het beest worden ingeruild voor het gebit van een doodnormale oudere man. Na deze snelle veranderingen blijft er een hijgende man over. De man heeft een kaal knikkerachtig hoofd waar de zweetdruppels op glinsteren in de lichtstralen van de volle maan.
Langzamerhand begint de man weer te realiseren wie hij is. Zijn naam is Pim. Hij woont op Drieluikenstraat 30. Pim is – in zijn eigen woorden – een prima gozer. Volgens de jongeren uit zijn buurt is hij het soort buurman met te dikke wangen, een te kleine bril, een “elke avond nog één pilsje” mentaliteit en een frons die met de snelheid van een straaljager kan veranderen in een vriendelijke glimlach. Hij is 58 jaar oud, gescheiden en dolgelukkig. Pim had weer duidelijk wie hij is.
Toch kan hij zich niets meer herinneren van wat er eerder op deze avond heeft plaatsgevonden. Pim hangt voorover alsof hij net een marathon heeft gerend. Pim probeert voorzichtig rechtop te gaan staan, maar valt al snel weer op de grond. De beste man is niet alleen duizelig, maar tot zijn grote verbazing heeft hij ook nog een bloederige wond aan zijn rechterbeen. Het ziet er naar uit dat de wond is gekomen doordat Pim door iets of iemand is gestoken. Zonder erbij na te denken raakt hij direct wond aan. Het resultaat? Pim schreeuwt in volle pijn een diverse reeks ziektes en scheldwoorden uit.
Abrupt verandert zijn gevloek in gebrul. Hij schrikt van de enorme kracht die zijn stem maakt. Om te voorkomen dat Pim de aandacht van enkele nachtwandelaars tot zich roept, stopt hij snel een hand voor zijn mond. Pim kijkt om zich heen, voordat hij voorzichtig een zachtere en kleinere imitatie van de vorige brul probeert te maken. Als Pim hiervoor getest zou worden, dan zou hij de perfecte score krijgen, want Pim maakt exact dezelfde brul. Dit keert komt er een grote boer achteraan, waarbij zelfs een kippenbot uit zijn mond vliegt. Pim kijkt naar het kippenbot dat ondertussen al op de grond is gevallen.
Opvallend genoeg liggen er witte haren naast het kippenbot. Pim raapt voorzichtig een van de witte haren op en trekt eraan. De witte haar is zo stevig dat het hem niet lukt om het kapot te trekken. Terwijl hij de haar aan het bestuderen is, komt het besef dat hij naakt – midden in een park – staat, nu pas binnen. De man moet zijn best doen om zijn schrikgeluid te beperken. Pim begint in paniek te raken. Bovendien begint zijn linkeroor onverdraaglijk te jeuken.
Zijn paniek vergroot wanneer instinctief zijn linkerbeen omhoog naar zijn linkeroor vliegt. Met zijn modderige voeten en tenen begint Pim te krabben aan zijn linkeroor alsof hij zijn eigen hond Rex is. Door de enorme kracht van zijn linkertenen begint Pim zelfs te hijgen. Hij probeert zichzelf te stoppen, maar het duurt even voordat zijn linkerbeen weer omlaag komt. Terwijl Pim midden in een combinatie van een paniekaanval en een midlifecrisis zit, komt een sterke geur door de lucht. Het soort sterke geur dat bij stinkende vuilnisbakken uit cartoons en striptekeningen altijd zo mooi gevisualiseerd wordt.
Pims hart volgt zijn neus, waarna hij zijn blik richt op de locatie van waar de geur vandaan komt. Het komt van een lantaarnpaal met flikkerend licht af. Aangezien de lantaarnpaal in kwestie niet zo ver van hem vandaan is, besluit Pim zich, met lichte pijn en flinke moeite, ernaar toe te bewegen. Iets bij deze lantaarnpaal roept naar hem. Pim kan alleen niet plaatsen wat dit precies is. Wanneer hij arriveert bij de lantaarnpaal krijgt hij een ander en absurder antwoord dan gehoopt.
Zijn linkerbeen schiet weer omhoog, als Pim zijn territorium begint te markeren. Uit het niets hoort hij een vrouw haar keel schrapen. Hebben de gebeurtenissen van de afgelopen paar minuten zich plaatsgevonden in het nabije gezelschap van een ander persoon? Kort gezegd: Ja. Pim draait zich vliegensvlug om en ziet een klein oud dametje hem recht in zijn ogen aankijken. Voordat Pim op een humane manier kan reageren, neemt zijn beestachtige instinct het over. Zijn ogen worden felrood en zijn tanden beginnen weer scherper te worden.
Terwijl Pim in een gevaarlijk monster begint te veranderen, loopt het kleine oude dametje richting de lantaarnpaal waar Pim zijn territorium had gemarkeerd. Terwijl ze Pim recht in zijn ogen aankijkt, gooit ze uit het niets haar linkerbeen omhoog als ze haar territorium (opnieuw) begint te markeren. Pims verandering in een bloeddorstige weerwolf komt tot een snelle halt als het oude dametje haar nog scherpere tanden laat zien. Pim begint op zijn handen en voeten piepend weg te rennen, terwijl het gemene gelach van het kleine oude dametje al snel verandert in het gehuil en gebrul van een meedogenloze weerwolf.
Einde. | © SebKijk (Sebastiaan Khouw).