Wolf Man (2025) – Filmrecensie

Weerwolven hebben me altijd al geïnteresseerd. Al op een vrij jonge leeftijd maakte ik kennis met dit (monsterlijke) fenomeen. Zo las ik als kind graag de Dolfje Weerwolfje boeken van auteur Paul van Loon. De literaire avonturen van Dolfje Weerwolfje zijn niet de enige manier waarop ik kennis heb gemaakt met de kracht en macht van deze bijzondere wezens. Als tiener keek ik meerdere films over weerwolven. Hiervan hebben Terence Fishers The Curse of the Werewolf (1961) en John Landis’ An American Werewolf in London (1981) de grootste indruk op me achtergelaten. De verhalen rondom weerwolven – waarin mensen tegen hun vrije wil (letterlijk en figuurlijk) veranderen – hebben me altijd geïntrigeerd. Mijn geboeidheid door weerwolven bereikte een hoogtepunt in mijn late tienerjaren toen ik meerdere (korte) scenario’s begon te schrijven waarin weerwolven (of zogenaamde “veranderlingen”) een belangrijke rol speelde. In mijn vroege jaren als jongvolwassene verloor ik wat van mijn interesse richting deze buitengewone wezens. Met het kijken van Marvel Studios’ en Michael Giacchino’s Werewolf by Night (2022) werd mijn fascinatie voor deze klassieke monsters weer aangewakkerd. Na het kijken van Leigh Whannells Wolf Man (2025) is deze fascinatie verder uitgegroeid. Niet doordat Whannells horrorfilm geweldig is, maar doordat de regisseur en scenarioschrijver heeft laten zien dat er nog genoeg originele invalshoeken zijn om een filmverhaal over weerwolven te vertellen. Ondanks dat Wolf Man zeker geen perfecte (of zelfs geweldige) film is, mag dit punt zeker gewaardeerd worden.

Kraven the Hunter (2024) – Filmrecensie

Villains aren’t born. They’re made. De logline van Kraven the Hunter laat het lijken alsof we in deze R-rated avontuurlijke actiefilm de origine van deze beroemde Spider-Man schurk te zien zullen krijgen. In plaats van dat de film een goed uitgewerkt verhaal levert waarin Kraven via innerlijke worstelingen en externe conflicten gemaakt wordt tot de schurk die stripboeklezers zullen kennen, zorgen de filmmakers ervoor dat de critici en alledaagse filmtoeschouwers gevormd worden tot de kwaadaardige haters van deze film. Tenminste, dat is wat we mogen geloven volgens de woorden van de CEO van Sony Pictures, Tony Vinciquerra. In een interview met de LA Times vertelde Vinciquerra dat Kraven the Hunter hoogstwaarschijnlijk de slechtste lancering is die ze hebben gehad in zeven en half jaar. De CEO van Sony Pictures benadrukte ook zijn verbazing en teleurstelling over de opbrengst van de film. Hij begrijpt niet dat Kraven the Hunter het zo slecht kritisch en commercieel doet, want – in zijn woorden – is de film geen slechte film. Spijtig genoeg voor Vinciquerra zit hij er flink naast, want deze zesde film uit Sony’s Cinematic Spider-Man Universe Without Spider-Man (SCSUWS) – die om aparte redenen eerder bekend staat als Sony’s Spider-Man Universe (SSU) – is hoogstwaarschijnlijk de slechtste film uit deze redelijk belabberde filmfranchise. Tegelijkertijd bereikt Kraven the Hunter een bijzonder niveau van belachelijke troep dat de film daardoor een onbedoeld hilarische ervaring wordt. De filmmakers nemen deze film zo ontiegelijk serieus dat de stupiditeiten uit deze film buitengewoon komisch overkomen. Het is vaker voorgekomen dat ik een film heb gezien die ik niet bepaald goed vind, maar nog steeds enigszins kan waarderen. Toch had ik nog nooit een echte “so bad, it’s good” film gezien. Voor het kijken van Kraven the Hunter begreep ik zelfs niet dat sommige filmliefhebbers zo dol konden zijn op verschrikkelijke films als Troll 2 (1990), The Room (2003) en Birdemic: Shock and Terror (2010). In de woorden van Danny DeVito’s Frank Reynolds uit de seizoensfinale van het dertiende seizoen van It’s Always Sunny in Philadelphia: “Oh my god. I get it.”