Als er een filmgenre is waar regisseur Roland Emmerich bekend voor staat dan is het wel de rampenfilm. Met beroemde films als Independence Day uit 1996 en Godzilla uit 1998 wist Emmerich zich al snel neer te zetten als de ramptoerist van de (hedendaags) bekende filmregisseurs. Echter wordt een deel van zijn oudere films tot op de dag van vandaag nog gewaardeerd door een grote groep filmliefhebbers. Maar zelfs deze filmliefhebbers weten dat de recentere films van Emmerich meer teleurstellen dan zijn eerdere werk. Een goed voorbeeld hiervan is zijn recentste film Moonfall. Met een gigantisch budget leek Moonfall in eerste instantie een veelbelovende terugkeer naar het genre te zijn voor Emmerich. Met Moonfall laat de filmmaker zien dat geen enkel budget de consequenties van een repetitief oeuvre kan voorkomen. Het oeuvre – of al het werk gedurende de loopbaan van Roland Emmerichs carrière – kan teruggeleid worden naar dezelfde cliché basisprincipes waarmee hij zijn verhalen verteld. Bijna geen enkel aspect aan Moonfall is origineel of goed uitgewerkt – zeker niet voor een regisseur die bekend staat voor het maken van rampenfilms. Emmerich wilde met Moonfall opnieuw graag een rampenfilm maken – en in zekere zin is dit hem ook gelukt. Alleen niet op de manier waarop hij hoopte. De echte ramp is namelijk het bestaan van de film.